Een klassieke Flammkuchen heeft een flinterdunne bodem en beleg van crème fraîche, spekjes en uien. Tegenwoordig vind je Flammkuchen in duizend-en-een uitvoeringen, inclusief zoete. En hoewel wij Aagjes soms wat puristisch zijn aangelegd, geven we in dit geval graag toe: een zoete Flammkuchen is heerlijk. Vooral bij hoge temperaturen.
voor de bodem*
15 verse gist
250 g bloem
snufje zout
voor de vulling:
1 blik halve abrikozen (uitlekgewicht ca. 400 g)
250 g mascarpone
2 el perzik- of amandellikeur
2 tl suiker
4 takjes basilicum
100 g hazelnoten
1. Begin met het deeg: verbrokkel de gist boven een kommetje en schenk er 125 ml lauwwarm water op; roer glad. Doe de bloem in een ruime kom en voeg het gistpapje toe. Roer om, voeg dan het zout toe. Kneed met een keukenmachine of met de hand tot een glad deeg. Leg de deegbol in een kom, dek af en laat op een warme, tochtvrije plek 30 min. rijzen.
2. Laat de abrikozen uitlekken boven een kom (het sap kun je nog gebruiken voor iets anders). Roer de crème fraîche in een kommetje los met de likeur en 1 tl suiker en zet weg.
3. Verwarm de oven voor op 220 ºC. Neem het deeg uit de kom en rol uit tot een heel dunne cirkel (circa 5 mm dik); een Flammkuchen hoeft niet perfect rond te zijn. Bestrijk het deeg gelijkmatig met de mascarpone en verdeel de halve abrikozen erover. Bak de Flammkuchen 12-15 min. in de oven.
4. Scheur ondertussen de basilucumblaadjes in dunne reepjes en hak de hazelnoten klein. Haal de Flammkuchen uit de oven, bestrooi met de resterende suiker (deze smelt in de abrikozen) en de hazelnoten, verdeel de basilicumreepjes erover en serveer.
* Je kunt natuurlijk ook kant-en-klaar Flammkuchendeeg gebruiken, dan ben je helemaal snel klaar! Begin dan met stap 2 en sla bij stap 3 het uitrollen van het deeg over.
foto: uitg.aagjeblok
Comments