Volgende week is het Apfelstrudeldag – en we geven je nu vast het recept. Waarom? Omdat Strudel niet iets is wat je even doordeweeks maakt. Het is nogal – laten we eerlijk zijn – een klus. Maar geloof ons nou: het is echt, echt de moeite waard. En als je het bijvoorbeeld met iemand samen doet, is het best te overzien. Het lastigst: het deeg moet extreem dun worden uitgerold, maar heus: het komt goed! En als we even streng mogen zijn: neem nou geen bladerdeeg, ook al win je daarmee tijd. Appel in bladerdeeg is een appelflap of zo, maar het is geen strudel!
voor 12 flinke stukken
voor het deeg:
250 g bloem + extra voor het werkvlak
snufje zout
2 el zonnebloemolie
1 middelgroot ei
120 ml lauwwarm water
grote, schone doek (zoals een tafellaken), pan
voor de vulling:
100 g fijne suiker
2 tl kaneel
2 el rum
75 g rozijnen
2 el citroensap + 1 el geraspte citroenschil
5 grote, zurige appels
140 g g boter
50 g broodkruim, paneermeel of verkruimelde beschuit
1. Begin met het deeg: zet een pan met water op en breng aan de kook. Het water giet je straks weg, je gebruikt enkel de restwarmte in de pan. Meng in een kom de bloem met het zout. Voeg olie, ei en water toe. Kneed het deeg door, eerst in de kom, daarna op een met bloem bestoven werkvlak, tot het mooi glad is en een beetje glanst; voeg wat extra bloem toe als het erg plakt. Vorm tot een bal en verpak in bakpapier. Giet het water uit de pan, leg de deegbol erin, doe het deksel erop en zet 30 min. weg.
2. Maak ondertussen de vulling: meng suiker met kaneel en zet weg. Giet 1 el rum in een kommetje, voeg de rozijnen toe, roer om en zet weg. Vermeng in een ruime kom de resterende rum met citroensap en -rasp. Schil de appels, snijd ze boven de kom met rum-citroensap in dunne plakjes en schep om. Smelt 80 g boter in een koekenpan, strooi het broodkruim erin en bak goudgeel en krokant; zet weg. Verwarm de oven voor op 200 ºC en bekleed een bakplaat met bakpapier.
3. Bestuif een schoon katoenen tafelkleed of een linnen lap, een deegroller en je handen met bloem. Laat het deeg vanuit de pan even afkoelen; rol het vervolgens op het doek zo dun mogelijk uit. Trek het deeg nog dunner: begin vanuit het midden, leg je handen met de palmen naar onderen onder het deeg en rek het voorzichtig uit tot een rechthoek. Pas op voor scheuren en plooien. Rek tot het zo dun is dat je de stof door het deeg heen kunt zien.
1. Smelt de resterende boter. Leg de deegplak plat neer* en bestrijk met twee derde van de gesmolten boter. Bestrooi ongeveer een derde tot de helft van de lap met broodkruim (je rolt immers het deeg straks op); laat een rand links en rechts vrij. Verdeel de appelplakjes ‘liggend’ over het kruim (dan prikken ze niet door het deeg), maar laat rondom zo’n 4 cm vrij. Strooi de rozijnen erover en de kaneelsuiker. Sla de korte zijden naar binnen, over de vulling, en rol het deeg met behulp van de doek via de lange zijde strak op (3-4 slagen). Bestrijk met de resterende gesmolten boter en leg voorzichtig op de bakplaat in een S- of U-vorm, met de naad naar onderen. Bak de strudel 35-40 min. tot hij goudgeel is en er vocht uit bubbelt. Serveer met warme vanillesaus.
• In het ideale geval leg je de deeglap op een tafeltje en laat je hem over de tafelrand omlaag zakken – zo worden ook de randen mooi dun.
Dit recept is afkomstig uit ons boek BACK! Het Duitse Bakboek, dat je op deze site of via de (online) boekhandel kunt kopen.
foto: BarbaraGoreckaPhotography @shutterstock
Comments